“Prostitutie”: Een Staatszaak
Van de 19e eeuw tot heden hebben Europese staten een van de drie benaderingen aangenomen om prostitutie te beheren: het verbodsregime, dat alle partijen (prostituees, klanten en pooiers) verbiedt en veroordeelt; het regelgevingsregime, dat alle activiteiten controleert en reguleert; en het abolitionistische regime, dat prostitutie wil uitroeien.
De 19e eeuw: naar een hygiënisch en moreel model
In België werd in 1844 het regelgevingsregime ingevoerd. Het regime werd gesteund door de Academie Geneeskunde en was vergelijkbaar met Frankrijk en Engeland. Dit regime bleef van kracht tot 1948. De Staat beschouwde prostitutie toen als een “noodzakelijk kwaad,” “onlosmakelijk verbonden met een mannelijke samenleving.” Er was geen andere keuze dan het te “tolereren”. De autoriteiten reguleerden en controleerden prostituees om hen uit de samenleving te weren, zodat ze niet langer “de moraal of de volksgezondheid konden besmetten en perverteren.” Prostituees werden daarom “geregistreerd,” wat betekent dat ze door de gemeente werden geclassificeerd en regelmatig door artsen werden bezocht. Onderworpen aan regelmatige en soms gewelddadige medische onderzoeken, werden ze opgesloten in een gespecialiseerde inrichting als de arts een ziekte constateerde, om daar een verplichte behandeling te ondergaan. In Brussel werden “zieke” prostituees meestal naar het Sint-Pietersziekenhuis in Ukkel gestuurd, waar sinds 1818 een zaal voor hen was gereserveerd. Ter vergelijking creëerde het Sint-Jansziekenhuis een gynaecologieafdeling die uitsluitend was voorbehouden aan vrouwen die als moreel werden beschouwd, zoals moeders en jonge meisjes uit goede families.
Onder het regelgevingsregime moesten prostituees hun activiteiten uitoefenen in bordelen die goedgekeurd waren door het college van burgemeesters en schepenen of buiten het zicht, aangezien ze niet meer in de openbare ruimte mochten circuleren. Ze vormden daardoor een aparte, gemarginaliseerde categorie die niet meer dezelfde rechten had als de rest van de bevolking.
Het regelgevingssysteem was een mislukking. De illegale prostitutie nam toe, bordelen raakten in crisis door de opkomst van modieuze cafés en balzalen, en syfilis bleef zich verspreiden. Bovendien barstte een internationaal bekend schandaal los in een Brussels bordeel aan de Avenue du Paradis.
Het schandaal van de “kleine Engelse meisjes”
Het schandaal betreffende jonge Engelse prostituees die in brussel werden aangetroffen, werd het onderwerp van een internationale perscampagne die onder de term “witte slavinnenhandel” het bestaan van ontvoeringen van jonge meisjes aangklaagden, die gedwongen werden zich in het buitenland te prostitueren. Deze zaak stelde abolitionistische feministen in staat om hun stem te laten horen. Enerzijds bekritiseerde Josephine Butler, een Engelse feministe en abolitioniste, de seksuele dubbele moraal waardoor prostituees werden gedegradeerd. Ze werden gestigmatiseerd en onderworpen aan vernederende behandelingen en controles, terwijl klanten en politici volledig vrijuit gingen. Anderzijds werd het schandaal van de “kleine Engelse meisjes” door de feministen van die tijd gebruikt om hun zaak in Engeland en België vooruit te helpen: ze wilden deze vrouwen, die ze als immoreel en kinderlijk beschouwden, op het ‘juiste pad’ brengen zonder naar de eisen van de prostituees te luisteren. De ideeën van Butler en haar bondgenoten verspreidden zich over heel Europa. In 1949 betekende de Conventie van Genève een grote overwinning voor de abolitionistische zaak. De tekst die door de VN werd aangenomen, verklaarde dat “prostitutie en mensenhandel onverenigbaar zijn met de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon” en verzette zich tegen alle vormen van regulering.
Naar het einde van de 20e eeuw: een nieuwe identiteit voor sekswerkers
In 1975 daagden honderden prostituees in Lyon de Franse staat uit door een week lang de kerk Saint-Nizier te bezetten. Ze klaagden de onderdrukking door de politie aan, de sluiting van de hotels waar ze werkten en de onopgeloste brute moorden op prostituees. Ze kregen steun van feministische activisten en zelfs een bezoek van Simone de Beauvoir. De pers pikte deze zaak op en de internationale media-aandacht markeerde een keerpunt in de organisatie van sekswerkers.
Vandaag de dag zijn feministische bewegingen diep verdeeld over sekswerk en prostitutie. Voor abolitionistische activisten ondermijnt prostitutie de waardigheid van alle vrouwen, omdat lichamen worden geobjectiveerd om mannelijk genot te bevredigen. Prostituees worden gereduceerd tot onderhandelde en overgeëxploiteerde handelswaar ten bate van een kapitalistische en patriarchale samenleving. Om definitief een einde te maken aan deze situatie, zouden het bestraffen van klanten en het helpen van prostituees om hun leven weer op te bouwen oplossingen zijn die in het verlengde liggen van de strijd van Joséphine Butler in de 19e eeuw (tegenwoordig het Zweedse en Franse model).
Aan de andere kant van het spectrum stellen feministen het overheidsbeleid aan de kaak dat sekswerkers nog onzekerder maakt, omdat ze te maken krijgen met verslechterende omstandigheden om te kunnen blijven werken. Ze hekelen de manier waarop de stemmen van de meest getroffenen maar al te vaak worden genegeerd (omdat ze zogezegd altijd worden gemanipuleerd door hun pooiers en niet in staat zijn om zelf actie te ondernemen). Volgens Juliette Comte (2010) worden de termen “prostitutie” en “prostituee” sterk geassocieerd met misdaad, losbandigheid en immoraliteit en zijn ze negatief geladen met een stigma dat degenen die seksuele diensten verkopen kenmerkt en in diskrediet brengt. Daarom stelden Amerikaanse sekswerkers in de jaren 1980 de termen sekswerk en sekswerker voor. Het doel was om weer te geven dat het ruilen van geld voor seksuele diensten werk is voor sommigen, maar ook om een betere sociale perceptie mogelijk te maken en te leiden tot betere arbeidsomstandigheden”.
In 2015 verscheen in België de Union Belge des Travailleur-euses du sexe (UTSOPI), die kan worden vergeleken met een vakbond in het militante landschap. De aangesloten leden eisen dat sekswerk officieel wordt erkend en dat de werknemers worden beschermd. Het collectief ontkent niet de realiteit van mensenhandel die achter dit beroep schuilgaat, noch het geweld dat er het gevolg van is. Maar door rechten te eisen en te strijden tegen een gestigmatiseerd beeld van sekswerkers, hoopt de vakbond dat sekswerkers “dit beroep kunnen uitoefenen zoals ze willen, of zichzelf kunnen verdedigen en het juiste systeem hebben om dat te doen”. De vakbond voegt eraan toe dat om de uitbuiting van mensen tegen te gaan, “we de empowerment van sekswerkers moeten aanmoedigen en de samenleving bewuster moeten maken van een meer respectvol onthaal van deze gemeenschappen” (bron: UTOPSI).
In 2022 wierp de mobilisatie van sekswerkactivisten vruchten af. Vanaf dat moment werd sekswerk niet langer opgenomen in het Wetboek van Strafrecht: sekswerkers kregen dus dezelfde rechten als elke andere werknemer. “Sekswerk verrichten als zelfstandige was al mogelijk. Dankzij deze wet zullen sekswerkers ook kunnen werken op basis van een arbeidscontract, waardoor ze toegang krijgen tot sociale zekerheid: pensioen, werkloosheid, ziektekostenverzekering, gezinstoelagen, jaarlijks verlof, zwangerschapsverlof, enz. Tegelijkertijd garandeert de wet dat sekswerkers beschermd worden tegen beroepsrisico’s op de werkplek en legt ze voorwaarden op aan werkgevers” (bron: UTOPSI).
De kwestie sekswerk/prostitutie blijft feministische kringen verdelen. Daarom is het gebruik van de termen “prostitutie” en “sekswerk” niet onbelangrijk, omdat ze elk geladen zijn met symboliek en tegenwoordig geassocieerd worden met de standpunten van degenen die ze gebruiken, terwijl ze verworpen worden door aanhangers van het andere kamp. Zoals Gayle Rubin, een Amerikaanse pro-sekswerkactiviste en antropologe, het stelt, is seksualiteit een historisch gesitueerde sociale constructie van gender. Bijgevolg is prostitutie, als een seksuele praktijk, zelf historisch en moet ze in vraag worden gesteld in het licht van haar geschiedenis en culturele context. Deze nieuwe benadering zou ons in staat stellen om af te stappen van een gepolariseerde en binaire pro- of anti-seksvisie.
Elisabeth Fiévez
Vrijwilliger bij Amazone